Een hond met diarree is voor de baas vaak meteen een “spoedgeval”: de hond is nl meestal niet zindelijk meer en de baas kan dit, begrijpelijk, maar slecht waarderen. (dit in tegenstelling tot de kat waar diarree vaak pas laat wordt opgemerkt en er vaker sprake is van chronische diarree, met een andere benadering dan bij de hond.
Gelukkig zijn de meeste oorzaken van diarree niet ernstig. Ik zal hierna een korte beschrijving geven van de meest voorkomende vormen van diarree, de behandeling die door het baasje zelf kan worden ingesteld, en de evt. verdere behandeling die ik toepas.
Eerste vraag bij diarree is of de hond er “ziek” van is. Met ziek bedoel ik in dit geval vooral een hond die koorts heeft en zich duidelijk rot voelt. Indien de hond koorts heeft, de normale temperatuur is 38-39 graden Celsius, is het verstandig om het dier te laten nakijken door de dierenarts.
Bij de niet zieke hond met diarree onderscheiden we twee hoofdvormen, te weten dunne darm diarree en dikke darm diarree.
Bij dunne darm diarree zijn de verschijnselen: Veel borrelen in de buik, veel winden laten, dunne “spuitpoep”, wel vaker uitmoeten maar niet extreem, tijdens het uitlaten in 1 keer uitpoepen.
Deze vorm is het gevolg van problemen in de dunne darm, de plaats waar de meeste vertering en opname van voedingsstoffen plaatsvindt, oorzaken zijn infecties door wormen, bacteriën en virussen. Irritatie van de darm door opgenomen stoffen is ook een mogelijkheid, te denken valt aan de oliebollenvetpan leeggegeten (echt gebeurd), teveel chocolade (een paashaas van 6 ons in een teckel, ook echt gebeurd). Deze laatste 2 voorbeelden geven ook problemen in de dikke darm waardoor een mengbeeld van beide diarreevormen kan ontstaan.
Ten tweede is er de dikke darm diarree, deze vorm komt veruit het meeste voor en is in het algemeen het gevolg van een dieet “fout” : op de een of andere wijze komt er teveel slecht of onverteerde ontlasting in de dikke darm terecht. Deze darm kan eigenlijk maar 1 ding heel goed en dat is vocht opnemen uit de ontlasting die van de dunne darm afkomstig is. Een heel belangrijke functie aangezien oa.daardoor de vochtbalans in het lichaam gehandhaafd wordt.
Een ander, door de baas zeer gewaardeerd bijverschijnsel, is de vorming van ‘mooie’ stevige ontlasting. Indien er nu onverteerde ontlasting vanuit de dunne darm in de dikke darm terecht komt gaat de laatste proberen of ie ook kan verteren en inderdaad: dat gaat dus fout. Het wordt een vieze gistende massa aangezien er geen opname van voedingstoffen kan plaatsvinden. De gistingsproducten irriteren de darmwand waardoor deze opzwelt en waardoor de slijmbekercellen in de wand (die normaal zorgen voor een gladde wand waarlangs de ontlasting makkelijk kan doorschuiven) een dikke laag slijm gaan produceren om te proberen de darmwand te beschermen. Door deze zwelling en laag slijm is de darm niet meer in staat om het vocht goed uit de ontlasting te halen waardoor deze dunner wordt. Bij deze vorm van diarree is het eerste deel van de ontlasting vaak nog wel goed, maar het laatste deel snotterig en dun. Een tweede probleem van de zwelling van de darm is dat de hond denkt dat er nog meer is, waardoor het dier blijft persen en persen, vaak tot bloedens toe. Hierdoor raakt de darm natuurlijk nog verder geïrriteerd en ontstaat er een vicieuze cirkel waar het dier zonder hulp van baas en evt. dierenarts niet meer uitkomt.
Bij beide vormen van diarree is de eerste hulp thuis hetzelfde : Brinta of bambix met bouillon.
Bij een dunne darm diarree evt. aangevuld met actieve kool zoals entosorbine.
Indien de hond naast de diarree ook braakt is het beter om naar de dierenarts te gaan.
De behandeling die ik instel is afhankelijk van de toestand van het dier en is er op gericht de normale darmfunctie en de vochtbalans te herstellen en evt. infecties te behandelen. De keuze van middelen is afhankelijk van de specifieke patiënt.